ingelukkig
- Geluid: ingelukkig (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɪŋɣəlʏkəχ/
- in·ge·luk·kig
- intensiverende afleiding van gelukkig (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | ingelukkig |
verbogen | ingelukkige |
partitief | ingelukkigs |
ingelukkig
- heel verheugd
- Ik was ingelukkig dat Tilly dit kind had, ik kon er geen krijgen. [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingelukkig.
- Het woord ingelukkig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Simons, M.Carrousel. (2003) Okopipi, Paramaribo; ISBN 99914640903; p. 90;geraadpleegd 2015-07-24