informaticaboek
- in·for·ma·ti·ca·boek
- samenstelling van informatica en boek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | informaticaboek | informaticaboeken |
verkleinwoord | informaticaboekje | informaticaboekjes |
het informaticaboek o
- (onderwijs) een schoolboek waarin geleerd wordt over computers en software.
- aardrijkskundeboek, biologieboek, economieboek, geschiedenisboek, godsdienstboek, handvaardigheidboek, muziekboek, natuurkundeboek, scheikundeboek, techniekboek, tekenboek, wiskundeboek
- informaticales, informaticaleraar, informaticalerares, informaticalokaal, informaticaonderwijs
- Het woord 'informaticaboek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.