indroevig
- in·droe·vig
- intensiverende afleiding van droevig (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | indroevig |
verbogen | indroevige |
partitief | indroevigs |
indroevig
- buitengewoon triest
- Dik kreeg hoe langer hoe meer medelijden met het blinde meisje, dat nog nooit haar ouders had gezien, en nog nooit de wereld in al haar pracht had kunnen bewonderen. O, hij vond het indroevig. [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en indroevig.
- Het woord indroevig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "indroevig" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Kieviet, C.J.Dik Trom en zijn dorpsgenooten. 5e druk (1930) Gebr. Kluitman, Alkmaar; p. 26;geraadpleegd 2015-07-24
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be