• in·cen·tive
  • van Engels incentive, als Nederlands woord aangetroffen vanaf 1973 (zie vindplaats hieronder) [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord incentive incentives
verkleinwoord - -

de incentivev / m, het incentiveo

  1. vooraf beloofde speciale beloning om een buitengewone inspanning of resultaat te bereiken
    • In ruil voor hun bijdragen krijgen de fans gesigneerde filmposters, T-shirts, kaartjes voor de première en dvd’s. Een kleine rol in de film (met tekst), de duurste incentive voor donateurs, was direct weg. Een fan betaalde er 10.000 dollar voor. [2]
    • Het moge misschien excentriek tot op het ongepaste aandoen, ik weet uit ervaring dat gesubsidieerde maaltijden van staf en studenten aan Harvard en Columbia University een breed gewaarde incentive zijn. [3]
    • Ach, als je zo'n zaak voor de tweede keer opzet, dat is een ervaringsfeit in alle tweede huwelijken, dan heb je een incentive om het te laten slagen. [4]
64 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[5]


enkelvoud meervoud
incentive incentives

incentive

  1. stimulans
  2. premie