incassobureau
- Geluid: incassobureau (hulp, bestand)
- IPA: / ɪŋˈkɑsobyˌro / (5 lettergrepen)
- in·cas·so·bu·reau
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | incassobureau | incassobureaus |
verkleinwoord | incassobureautje | incassobureautjes |
het incassobureau o
- (bedrijf) onderneming die zich bezighoudt met het innen van openstaande vorderingen in opdracht van, hoofdzakelijk, andere ondernemingen
- Schuldeisers kunnen ofwel incidenteel gebruikmaken, ofwel zich "abonneren" op de diensten van een incassobureau.
- De meer fonetische schrijfwijzen "incassoburo", "inkassobureau" en "inkassoburo" zijn nooit officiële spelling geweest.[2]
1. onderneming die zich bezighoudt met het innen van openstaande vorderingen in opdracht van, hoofdzakelijk, andere ondernemingen
- Het woord incassobureau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "incassobureau" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Buro / bureau, nivo / niveau, kado / cadeau” op taaladvies.net
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be