Wanneer inbreken gefilmd wordt...


naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
inbreken inberekend
inbraak ingebroken
  • in·bre·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inbreken
brak in
ingebroken
klasse 4 volledig

inbreken

  1. inergatief zich met geweld een toegang verschaffen
    • Er werd ingebroken en de inbrekers namen een tas mee waar toevallig mijn paspoort in zat. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be