inblauw
- in·blauw
- intensiverende afleiding van blauw (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inblauw | - | - |
verbogen | inblauwe | - | - |
inblauw
- heel blauw
- Tussen de frisgroene alpenweiden lag een inblauw bergmeertje.
- Greta dacht, dat ze de zee nog nooit zóó mooi had gevonden als vandaag: zoo inblauw, zoo vredig en rustig, dat zij, geheel onder den indruk daar van, zich blij voelde en stil gelukkig. [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inblauw.
- Het woord 'inblauw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ TruusGreta's offer (1927) J.M. Bredée, Rotterdam; p. 147;geraadpleegd 2015-07-25