• im·pres·sie
enkelvoud meervoud
naamwoord impressie impressies
verkleinwoord impressietje impressietjes

de impressiev

  1. de uitwerking van iets op het gemoed of de geest, de indruk
    • Mijn eerste impressie van het schilderij was dat het dramatisch slecht was. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]