impressioneren
- im·pres·si·o·ne·ren
- afgeleid van het Franse impressionner (met het achtervoegsel -eren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
impressioneren |
impressioneerde |
geïmpressioneerd |
zwak -d | volledig |
impressioneren [2]
- indruk maken op
- Het woord impressioneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.