• im·pre·sio·nar

impresionar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
impresionar
impresionaba
impresionado
volledig
  1. onovergankelijk imponeren, indruk maken
  2. overgankelijk schokken, emotioneren, indruk maken op
  3. afdrukken, fotografisch vastleggen
  4. opnemen (van geluid)