schokken
- schok·ken
- In de betekenis van ‘stoten, schudden’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
schokken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schokken |
schokte |
geschokt |
zwak -t | volledig |
- heftig bewegen
- De auto schokte hevig op weg met gaten.
- heftig emotioneel geraakt worden
- Het nieuws over de vermoorde president schokte iedereen.
de schokken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schok
- Het woord schokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schokken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schokken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be