Nederlands

 
ijsverkoper
Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·ver·ko·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsverkoper ijsverkopers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ijsverkoperm

  1. (beroep) iemand die consumptie-ijs verkoopt
     Dat weten zij zeker» dacht zij, toen zij twee jongens zag die een ijsverkoper staande hielden; de man nam de kom van zijn hoofd en veegde zijn bezweet voorhoofd met een punt van de handdoek af.[1]
     Syrische Omar overleeft gevangenishel en wordt ijsverkoper in Zweden[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  2.   Weblink bron “Syrische Omar overleeft gevangenishel en wordt ijsverkoper in Zweden” (20-06-2017), NOS