Nederlands

 
ijsventer op het Binnenhof
Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·ven·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsventer ijsventers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ijsventerm

  1. iemand die op straat ijs verkoopt met een ijscokar
    • Steun voor ijsventers: Het Amsterdamse VVD-raadslid Maurice Piek is zich een hoedje geschrokken van de regelgeving die het twee studenten onmogelijk maakt hun studiegeld bij elkaar te verdienen met twee ouderwetse ijscokarren. [1] 
    • Weldra steken we het Binnenhof over, al 425 jaar het politieke centrum van ons land. Het is er druk met dagjesmensen en de ijsventers doen goede zaken. Nadat we de Hofvijver zijn gepasseerd, wandelen we over het Lange Voorhout. Op nummer 74, in het voormalige winterverblijf van koningin Emma, is nu het Eschermuseum gevestigd. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. De Telegraaf MAAIKE HOFFSTEDDE 08 nov. 2012 Steun voor ijsventers
  2. De Telegraaf JOOP DUIJS 11 mei 2013 Ogen tekort in Den Haag
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be