• ij·king
enkelvoud meervoud
naamwoord ijking ijkingen
verkleinwoord

de ijkingv

  1. controleren of meetapparatuur de juiste waarde aangeeft aan de hand van een wettelijke standaard
    • „En dat betekent onder meer dat er één keer per jaar onderhoud aan de weegapparatuur wordt gepleegd en ijking één keer per twee jaar plaatsvindt.” [2] 
  2. evalueren en zo nodig aanpassen van beleid aan een nieuwe situatie
    • Het liep letterlijk uit de klauwen. Enschede kende vorig jaar een spectaculaire toename van het aantal autoinbraken. Dat viel vooral op toen clusterchef Klaas Sloots tijdens een driemaandelijkse ijking van veiligheidsthema’s de cijfers van vergelijkbare steden als Haarlem, Nijmegen, Groningen, Arnehm en Breda onder ogen kreeg. [3] 
83 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]