Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hy·po·theek·cri·sis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hypotheekcrisis hypotheekcrisissen
hypotheekcrises
verkleinwoord hypotheekcrisisje hypotheekcrisisjes

Zelfstandig naamwoord

de hypotheekcrisisv

  1. (economie) een economische zeepbel die periodiek voorkomt in vastgoedmarkten met als gevolg dat vele eigenaren een hypotheekschuld hoger dan de waarde van het bezit overhouden.

Meer informatie

Gangbaarheid