• hype
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘overdreven publiciteit’ voor het eerst aangetroffen in 1975 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hype hypes
verkleinwoord - -

de hypem

  1. rage
vervoeging van
hypen

hype

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hypen
    • Ik hype. 
  2. gebiedende wijs van hypen
    • Hype! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hypen
    • Hype je? 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]