hybridisch

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  hybridisch    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hy·bri·disch

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘bastaard-’ voor het eerst aangetroffen in 1847
• afgeleid van hybride met het achtervoegsel -isch

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	hybridisch	hybridischer
verbogen	hybridische	hybridischere
partitief	hybridisch	hybridischers	-

Bijvoeglijk naamwoord

hybridisch

1. uit ongelijksoortige elementen bestaand

Verwante begrippen

• bastaard-

Vertalingen

    1.   

Engels: hybrid (en), mongrel (en)

Spaans: cruzado (es), híbrido (es)

Gangbaarheid

• Het woord hybridisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.