• hy·bri·di·sa·tie

naamwoord van handeling van hybridiseren met het achtervoegsel -atie

enkelvoud meervoud
naamwoord hybridisatie hybridisaties
verkleinwoord

de hybridisatiev [1]

  1. (biologie) het kruisen van organismen van een verschillend ras of soort
     Ze beginnen met een discussie over de wetenschappelijke methode en de invloed van vooroordelen op de interpretaties van waarnemingen. Vervolgens wordt de ordening van het leven in taxonomische groepen bediscussieerd en het zogeheten basistype geïntroduceerd; organismen die direct of indirect met elkaar verbonden zijn door hybridisaties (kruisingen).[2]
     In het verleden duurde het soms weken voordat een uitslag beschikbaar was. Met de zogeheten FISH-technologie (Fluorescentie In Situ Hybridisatie) kan een betrouwbaar beeld van de aanwezigheid van DNA en daardoor een besmetting worden verkregen, aldus de onderzoekers.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dr. ir. Hans Degens
    “Studieboek biedt alternatief voor evolutionistische hegemonie” (7 februari 2012), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Gronings bedrijf toont sneller infecties aan” (22 november 2003), Reformatorisch Dagblad