• hunk
enkelvoud meervoud
naamwoord hunk hunks
verkleinwoord

de hunkm

  1. (informeel) aantrekkelijke, en meestal gespierde, sexy man
    • De selectiecommissie - Gerard Joling, Danny Rook en Jocye Humblet - zag een bonte stoet huwelijkskandidaten aan zich voorbij trekken die bestond uit aantrekkelijke hunks, doorsnee mannen, 'hangbuikzwijntjes' en zelfs een naar liefde verlangende vrouw. [1] 
    • De Friese hunk Tim Douwsma blijkt een knap broertje te hebben die op zoek is naar meer likes. Muzikaliteit zit in de genen: Rick Douwsma studeert aan de theaterschool en is actief als dj. [2] 


enkelvoud meervoud
hunk hunks

hunk

  1. een groot stuk van iets
  2. (informeel) aantrekkelijke en gespierde man, hunk