militair huldeblijk voor de koningin
  • hul·de·blijk
enkelvoud meervoud
naamwoord huldeblijk huldeblijken
verkleinwoord

huldeblijk m/o [1]

  1. teken van grote instemming, verering of respect
    • Koning Harald, evenals zijn zoon kroonprins Haakon getooid met hoge hoed, koningin Sonja en het kroonprinselijk gezin namen het huldeblijk geduldig in ontvangst. [2] 
    • Een tel houdt het stadion de adem in, om Malsar dan in een massale huldeblijk te ondersteunen bij het opklauteren. Ze vervolgt onder luide toejuichingen haar tocht en draagt de fakkel dan over aan de blinde Adria Rocha. Op haar beurt geeft de pas gestopte atlete het vuur door aan zwemmer Clodoaldo Silva, Braziliaans recordmedaillist op de Paralympics met 13 plakken. Hij heeft de eer om in het Maracanã het vuur te ontsteken. [3] 
    • De gemeente reikt sinds 2003 zo'n vijf erepenningen per jaar uit. In totaal is die huldeblijk nu 74 keer toegekend, vertelt Shirley Witteveen, medewerker Kabinet & Evenementen. [4] 
69 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[5]