huiszoeking
- Geluid: huiszoeking (hulp, bestand)
- huis·zoe·king
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huiszoeking | huiszoekingen |
verkleinwoord | huiszoekinkje | huiszoekinkjes |
de huiszoeking v
- een actie waarbij iemands huis, meestal door de autoriteiten, doorzocht wordt
- Een huiszoeking vereist een door het hof daartoe afgegeven bevel.
- ▸ De Deense collega's binnen de PET hadden de Appels jarenlang op de hielen gezeten zonder dat ze een verdenking rond konden krijgen die sterk genoeg was om de aanklagers voldoende grond te geven voor de aanhouding van en vooral voor de huiszoeking bij de verdachten.[1]
1. een actie waarbij iemands huis, meestal door de autoriteiten, doorzocht wordt
- Het woord huiszoeking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huiszoeking" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be