Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • huis·gors
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisgors huisgorzen
verkleinwoord huisgorsje huisgorsjes

Zelfstandig naamwoord

de huisgorsv / m

  1. (zangvogels) Emberiza sahari   een lid van de gorzenfamilie. Een huisgors meet 13,5 centimeter van het puntje van de snavel tot het uiteinde van de staart. De vogel lijkt sterk op de gestreepte gors. De huisgors is van boven minder gestreept en de zwart-witte tekening op de kop is minder sterk contrasterend
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie