huiscomputer
- huis·com·pu·ter
- samenstelling van huis zn en computer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huiscomputer | huiscomputers |
verkleinwoord | huiscomputertje | huiscomputertjes |
de huiscomputer m
- (informatica) eenvoudige computer die men kon aansluiten op de televisie en die een voorganger was van de personal computer van IBM
- (informatica) relatief eenvoudige computer voor privégebruik; personal computer
- ▸ KPN zei vrijdagavond dat uitgaande mail vanaf een huiscomputer weer verstuurd kan worden. KPN-klanten krijgen op korte termijn informatie over de maatregelen die ze kunnen nemen.[1]
- ▸ Recourt gaat minister Opstelten vragen het Wetboek van Strafrecht aan te passen, omdat veel mensen hun hele hebben en houden in hun smartphone bij zich hebben. "Een telefoon is allang geen telefoon meer maar een huiscomputer", zegt hij in het radioprogramma. "De wet is wat dat betreft nog ouderwets."[2]
- Het woord huiscomputer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “KPN blokkeert mailboxen twee miljoen klanten” (vrijdag 10 februari 2012, 18:06), NOS
- ↑ Weblink bron “PvdA: huiszoekingsbevel voor e-mail” (dinsdag 1 juli 2014, 18:27), NOS