houtwol
- hout·wol
- samenstelling van hout en wol [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houtwol | |
verkleinwoord |
- (bouwkunde) materiaal gemaakt van fijne houtkrullen dat o.a. gebruikt wordt als verpakkings-, isolatie- en opvullingsmateriaal
- - Kom, kom, Monsieur le secrétaire, zo ver is het niet van de Burchtstraat naar Doddendaal. Monsieur Bévèrninque is jonger dan ik. Hij hoeft nog niet verpakt in houtwol vervoerd te worden.'[2]
- - Voor de zzp'er nooit meer het gestuntel met die immense verhuisdoos op de fiets. Niet de solidaire blikken in de metro, waar iedereen te kijk staat naast zo'n doos, die om misverstanden of leugens te voorkomen met kerstballen is bedrukt. Straks zullen hun kinderen zich juichend op de doos storten en vliegt de houtwol door de kamer.[3]
1. (bouwkunde) materiaal gemaakt van fijne houtkrullen dat o.a. gebruikt wordt als verpakkings-, isolatie- en opvullingsmateriaal
- Het woord houtwol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houtwol" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Heijden, A.F.Th. van derDe ochtendgave 2015 ISBN 978-90-234-5776-3 pagina 110
- ↑ Volkskrant 18 november 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be