Nederlands

 
1. Twee houtje-touwtjes.
Uitspraak
Woordafbreking
  • hout·je-touw·tje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord houtje-touwtje houtje-touwtjes

Zelfstandig naamwoord

het houtje-touwtjeo dim. tant.

  1. sluitsysteem voor kleding bestaand uit cilindervormig (houten) klosjes, vastgenaaid aan een kant, die door lussen van opgestikt touw aan de andere kant gehaald moeten worden
  2. (kleding) jas voorzien van voornoemd sluitsysteem
Afgeleide begrippen

Bijwoord

houtje-touwtje

  1. primitief

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen