hors
- hors
- In de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
- [vissoort] van Engels horse-mackerel [2]
- [droogvallende grond] variant van gors en/of verwant aan horst [3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hors | horsen |
verkleinwoord | - | - |
de hors m
- (straalvinnigen) eetbare vissoort Trachurus trachurus die voorkomt in de oostelijke Atlantische Oceaan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hors | horzen |
verkleinwoord | - | - |
- buitendijkse grond die begroeid raakt
- zandplaat in zee die bij vloed niet helemaal onderloopt
- [1] gors
- Het woord hors staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hors" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "hors" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hors op website: Etymologiebank.nl
- ↑ hors op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /hoɹs/
hors o