Nederlands

Polygoonjournaal uit 1956. De nieuwe Nederlandse horlogemakersvakschool in Hoorn is geopend.
Uitspraak
Woordafbreking
  • hor·lo·ge·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord horlogemaker horlogemakers
verkleinwoord horlogemakertje horlogemakertjes

Zelfstandig naamwoord

de horlogemakerm

  1. (beroep) iemand die horloges vervaardigt
    • De horlogemaker ging met pensioen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be