• ho·ren·dol
stellend
onverbogen horendol
verbogen horendolle
partitief horendols

horendol

  1. van iets dat je er doodmoe of overspannen van raakt
    • "Na de mislukte oplichting worden honderden andere doelwitten met het telefoonnummer van degene die ophangt gebeld," zegt Tjerk Notte van de Fraudehelpdesk. Als de (bijna) gedupeerden vervolgens terugbellen om de vermeende oplichter te confronteren, krijgen ze een nietsvermoedende Nederlander aan de lijn. "Dat kost niet direct geld, maar er zijn mensen die een hele dag worden platgebeld." Een oplossing voor dat probleem is er niet. "Wie dit gebeurt wordt er horendol van." [3] 
    • Als minister van Buitenlandse Zaken zal hij zijn energie steken in het afbreken van buitenlandse verdragen, zegt zijn oude fractiewoordvoerder Henri Kruithof. In het regeerakkoord zijn daar ook afspraken over gemaakt. "Waar hij echt helemaal horendol van wordt, dat zijn mensenrechtenverdragen die de vrijheid van het Nederlandse handelen in de weg staan. BUPO is zo'n verdrag, maar ook EVRM." [4] 
87 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]