• hoor·pro·bleem
enkelvoud meervoud
naamwoord hoorprobleem hoorproblemen
verkleinwoord

het hoorprobleemo

  1. (medisch) slecht kunnen horen
    • CM wil zich ook inzetten om het terugbetalingsbeleid van hoorapparaten te optimaliseren en wijst op het belang van preventie van hoorproblemen.[1] 
    • "Bucco wilde verderspelen, maar moest dan toch zijn plaats afstaan omwille van hoorproblemen, hoofdpijn en misselijkheid", verklaarde Baraldi.[2] 
    • De rechtbank in Aken heeft dinsdag het proces tegen oorlogsmisdadiger Heinrich Boere aangehouden tot 17 november, omdat de voormalige Nederlandse SS'er zou kampen met hoorproblemen.[3] 
  1. de Standaard 27 september 2013 om 10:23 door jta Steeds meer Belgen dragen hoorapparaat
  2. de Standaard 6 mei 2005 door rab Parma dient klacht in na vuurwerkaanval in Moskou
  3. Het Parool 10 november 2009 Proces Boere uitgesteld wegens hoorproblemen