hoogoven
- hoog·oven
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hoge smeltoven’ voor het eerst aangetroffen in 1823 [1]
- samenstelling van hoog en oven
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoogoven | hoogovens |
verkleinwoord | hoogoventje | hoogoventjes |
de hoogoven m
- (metallurgie) smeltoven voor de bereiding van ijzer uit ijzererts en steenkool
- hoogovenbedrijf, hoogovencement, hoogovencokes, hoogovengas, hoogovenplannen, hoogovenproces, hoogovenslak, hoogovenvestiging
- Het woord hoogoven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoogoven" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hoogoven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be