Nederlands

 
honingbij
Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·nig·bij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord honigbij honigbijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de honigbijv / m

  1. Apis mellifera   honing producerende bij
  2. (figuurlijk) heel ijverig persoon
  3. troetelnaampje voor een geliefde vrouw
Vertalingen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be