Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·elf·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen honderdelfjarig
verbogen honderdelfjarige
partitief honderdelfjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

honderdelfjarig

  1. 111 jaren durend
    • Gedurende dit honderdelfjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 111 jaar
    • Het honderdelfjarig vrouwtje is nu de oudste inwoner van het land. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid