hoekhuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoek·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hoek en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoekhuis | hoekhuizen |
verkleinwoord | hoekhuisje | hoekhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
het hoekhuis o
- een huis dat zich op de hoek van de straat bevindt
- Ik woon in een hoekhuis.
Vertalingen
1. een huis dat zich op de hoek van de straat bevindt
Gangbaarheid
- Het woord hoekhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoekhuis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be