• heup·worp
enkelvoud meervoud
naamwoord heupworp heupworpen
verkleinwoord - -

de heupworpm

  1. beweging waarbij iemand of iets wordt gegooid door een zijdelingse draai van het onderlichaam
     Hij zag er keurig uit. Op deze manier gekleed bestreed hij de misdaad, deelde nekslagen uit, nam een schurk in de heupworp, schoot met een revolver of een machinegeweer, ten slotte altijd met succes.[2]
    1. (sport) (vechtsport) bepaalde manier om de tegenstander te vloeren
       Maar je kunt ook denken aan judo-workshops, kickboksen of zelfverdediging waarbij je leert over „meebewegen” maar waarbij je natuurlijk ook prima je manager met een heupworp kunt vloeren.[3]
    2. (sport) (handbal) bepaalde manier om de bal naar het doel te gooien
       Indien de aanvaller zich moet aanpassen aan de houding van de verdediger dan komen we tot varianten zoals de heupworp (werpbewegingen ter hoogte van de heup) en de knikworp (werpbeweging tegenarmzijde over het hoofd).[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    S. Montag
    “Herenpakken” (30 april 2011) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron “Dit zijn de beste tips voor een leuk bedrijfsuitje” (30 april 2019) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Vlaamse Handbalvereniging
    “Ontwikkelingslijnen en opleidingsvisie handbal” (2017), p. 67 op nrc.nl