heterofiel
- Geluid: heterofiel (hulp, bestand)
- he·te·ro·fiel
- In de betekenis van ‘seksueel op het andere geslacht gericht’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
- met het voorvoegsel hetero- en met het achtervoegsel -fiel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heterofiel | heterofielen |
verkleinwoord | - | - |
de heterofiel m
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | heterofiel | heterofieler | heterofielst |
verbogen | heterofiele | heterofielere | heterofielste |
partitief | heterofiels | heterofielers | - |
heterofiel
- Het woord heterofiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heterofiel" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "heterofiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heterofiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be