[1] En hest
Een paard
  • hest
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  hestr zn 
Naar frequentie 1176
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hest     hesten     heste     hestene  
genitief   hests     hestens     hestes     hestenes  

hest, g

  1. (onevenhoevigen) Equus caballus  , paard


  • hest
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hestr
  • Vergelijk Nederlands  hengst zn  en Limburgs  haes zn 
Naar frequentie 1340

hest

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud stellende trap van hes
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hest     hesten     hester     hestene  
genitief   hests     hestens     hesters     hestenes  

hest, m

  1. (onevenhoevigen) Equus caballus  , paard
  2. (sport) paard (turntoestel)
  3. (schaak) paard (schaakstuk)
  • [1]: satse på feil hest
op het verkeerde paard zetten
  • [1]: sette seg på sin høye hest
over het paard getild zijn
verwend en arrogant zijn


  • hest
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hestr
  • Vergelijk Nederlands hengst en Limburgs haes

hest

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud stellende trap van hes
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hest     hesten     hestar     hestane  

hest, m

  1. (onevenhoevigen) Equus caballus  , paard
  2. (sport) paard (turntoestel)
  3. (schaak) paard (schaakstuk)
  • [1]: Ein hest kan snåve på fire bein, og ein mann på eit ord.
Een paard kan struikelen over vier poten en een man over een woord.
  • [1]: satse på feil hest
op het verkeerde paard zetten
  • [1]: setje seg på sin høge hest
over het paard getild zijn
verwend en arrogant zijn