• her·schep·ping
enkelvoud meervoud
naamwoord herschepping herscheppingen
verkleinwoord

de herscheppingv

  1. het opnieuw (en verbeterd) maken van iets dat al gemaakt was
     En bovendien, al had ik aangetoond dat ik zijn vrouw ben - had dat soms iets uitgemaakt? Hadden ze daar iets met vrouwen te schaften? Waren het daar de tijden naar? Het wereldproletariaat, de herschepping van het universum, dat is een ander chapiter, dat begrijp ik.[3]
     Willem-Alexander opende het natuurgebied met het onthullen van het beeld 'De Veenarbeider'. Van de Amsterdamse burgemeester Van der Laan kreeg hij het boek 'De herschepping van de Volgermeer' overhandigd.[4]