herinvoer
- her·in·voer
- [1] afgeleid van invoer met het voorvoegsel her-
- [2] naamwoord van handeling van herinvoeren
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herinvoer | - |
verkleinwoord | - | - |
de herinvoer m
- importeren van wat eerder is geëxporteerd
- In de praktijk worden Europese exporteurs verantwoordelijk gesteld voor de illegale herinvoer naar de Gemeenschap van een aantal gevoelige goederen die voor terugbetaling in aanmerking komen; aldus worden zij verantwoordelijk gesteld voor omstandigheden waarop zij geen invloed hebben. [1]
- laten terugkeren van iets dat was beëindigd
- De vakbond eiste dat de weddetoelagen voor het secundair onderwijs met 20% verminderd zouden worden om zodoende de herinvoer van de gemeentelijke bijwedden in het lager onderwijs (die in 1951 door Harmel waren afgeschaft) financieel mogelijk te maken. [2]
- [1] wederinvoer
- [2] herinvoering
vervoeging van |
---|
herinvoeren |
herinvoer
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herinvoeren
- ... dat ik herinvoer.
- Het woord herinvoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Busk, N.schriftelijke vraag aan de commissie Herinvoer van goederen die voor terugbetaling in aanmerking komen (31 maart 2000) Europees Parlement Parlementaire vragen E-0979/00; geraadpleegd 2017-06-08
- ↑ Het schoolpact van 1958: ontstaan, grondlijnen en toepassing van een Belgisch compromis (1999) Garant, Leuven/Apeldoorn; ISBN 9789053509371; p. 283; geraadpleegd 2017-06-08