Nederlands

 
bruggetje in de herfstzon
Uitspraak
Woordafbreking
  • herfst·zon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord herfstzon herfstzonnen
verkleinwoord herfstzonnetje herfstzonnetjes

Zelfstandig naamwoord

herfstzon v/m [1]

  1. een zon die lager aan de hemel staat en minder warmte afgeeft dan in de zomer
    • Ze wil naar eigen zeggen wel al eens een hele namiddag in een boek lezen in de herfstzon. Of ze schrijft zelf een boekje. Ze luncht met een vriendin of gaat joggen in het park. Ze neemt tijd voor traagheid. Voor aandacht.’[2] 
    • Nu, bijna een jaar later, mijdt Jan O. de kruising Weideweg, Geerdinksweg en Deldenerstraat het liefst. Als paukenist van het Overijssels Seniorenorkest moet hij de onheilsplek voor repetities geregeld passeren. Bij een laagstaande herfstzon rijdt hij om.[3] 
Synoniemen
Vertalingen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 28 OKTOBER 2017
  3. Tubantia Bert Janssen 18-OKTOBER-17
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be