Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hen·ge·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hengelaar hengelaars
hengelaren
verkleinwoord hengelaartje hengelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de hengelaarm

  1. (visserij) iemand die met behulp van een hengel vis tracht te vangen
    • Dit is een favoriete stek voor hengelaars. 
  2. (beroep) technicus in een tv-studio die de camera en/of microfoon met een 'hengel' op de juiste plaats brengt
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be