Nederlands

 
hemelboom (Ailanthus altissima)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • he·mel·boom·fa·mi·lie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hemelboomfamilie
verkleinwoord hemelboomfamilietje hemelboomfamilietjes

Zelfstandig naamwoord

de hemelboomfamiliev

  1. (bloemplanten) een familie Simaroubaceae   van bedektzadigen. Het zijn houtige planten: struiken en bomen. Deze komen voor in de tropen en subtropen, met enkele vertegenwoordigers in gematigde streken
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)


Gangbaarheid

Meer informatie