hemdsmouw
- hemds·mouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hemdsmouw | hemdsmouwen |
verkleinwoord |
- (kleding) dat deel van een hemd dat de arm geheel of gedeeltelijk bedekt
- ` Markies Caloyanni,' zei ik. 'Hij heeft twee schoten gelost. Een op mij.' Ik draaide hem mijn verbonden arm toe, waar de opengesneden hemdsmouw langs schuurde. 'Het andere op Sara.'[3]
- Enkele bataljons soldaten, ondanks de kou in hemdsmouwen, krioelden als witte mieren op deze verdedigingswerken; over een wal heen werden door onzichtbare personen voortdurend scheppen rode leem geworpen.[4]
- Alle dagen een draadje is een hemdsmouw in het jaar
ook met langzaam maar gestadig werken kan men veel bereiken
1. (kleding) dat deel van een hemd dat de arm geheel of gedeeltelijk bedekt
- Het woord hemdsmouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hemdsmouw" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ hemdsmouw op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Heijden, A.F.Th. van derDe ochtendgave 2015 ISBN 978-90-234-5776-3 pagina 242
- ↑ Tolstoj, L.N.Oorlog en Vrede Deel 1 Vertaald uit het Russisch door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes 2006 ISBN 9028240462 pagina 223
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be