• ha·ring·vloot
enkelvoud meervoud
naamwoord haringvloot haringvloten
verkleinwoord

de haringvlootv / m

  1. (visserij) (scheepvaart) alle vissersboten voor de haringvangst van een stad of land
     De maatregel zou Nederlandse vissers zwaar treffen. Als die niet meer welkom zijn in het gebied wordt de Nederlandse visvangst gehalveerd, zegt Gerard van Balsfoort, voorzitter van redersvereniging. "Op dit moment wordt bijna 50 procent gevangen in de Britse wateren. Voor de haring, een van onze iconische vissen, is dat zelfs 80 procent. Daar gaat onze haringvloot, in het ergste geval."[2]
     Normaal wordt de haringvloot op vlaggetjesdag feestelijk verwelkomd in de haven van Scheveningen. Dit jaar varen de enige twee Nederlandse haringschepen juist uit.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Britse visplannen zijn in potentie een ramp voor Nederland'” (Maandag 3 juli 2017, 20:19), NOS
  3.   Weblink bron “Andere vlaggetjesdag dan anders” (Zaterdag 8 juni 2013, 07:37), NOS