Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·vest
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stuk met rechtsbeginselen’ voor het eerst aangetroffen in 1528 [1]
  • samenstelling van  hand  en  vest 
enkelvoud meervoud
naamwoord handvest handvesten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het handvesto

  1. (juridisch), (politiek) een document of oorkonde waarin de grondrechten van een organisatie vastgelegd worden
    • Dat staat uitdrukkelijk in het handvest vermeld. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen