handborstel
- Geluid: handborstel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɑndbɔrstəl / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɦɑnt.bɔr.stəɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɦɑnt.bɔr.stəl/
- hand·bor·stel
- samenstelling van hand en borstel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handborstel | handborstels |
verkleinwoord | handborsteltje | handborsteltjes |
de handborstel m
- een kleine borstel die men gemakkelijk in de hand kan houden
- Eventueel laatste stofjes afborstelen met handborstel of duster.[1]
- een niet-elektrische tandenborstel
- Zowel met een elektrische tandenborstel als met een handborstel wordt je gebit goed schoon.[2]
- Het woord handborstel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.