Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·ba·ga·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handbagage
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de handbagagev

  1. bagage die de reiziger zelf bij zich houdt
    • Vanouds verkocht de KLM kleine koffertjes die voor handbagage bedoeld waren en die de juiste afmetingen hadden. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be