Et hageanlegg
Een tuinaanleg


  • hage·an·legg
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hageanlegg     hageanlegget     hageanlegg     hageanlegga
hageanleggene  
genitief   hageanleggs     hageanleggets     hageanleggs     hageanleggas
hageanleggenes  

hageanlegg, o

  1. (tuinbouw) (het geheel van een) tuin, tuinaanleg
    «Vakre hageanlegg ved bedriftene skaper arbeidsglede.»
    Mooie tuinen bij de bedrijven zorgen voor werkplezier.

hageanlegg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hageanlegg


  • hage·an·legg
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hageanlegg     hageanlegget     hageanlegg     hageanlegga  

hageanlegg, o

  1. (tuinbouw) (het geheel van een) tuin, tuinaanleg
    «At eit hageanlegg kostar mindre her i Tinn enn andre stader er det ingen grunn til å tru.»
    Er is geen reden om aan te nemen dat een hele tuin hier in Tinn minder kost dan elders.

hageanlegg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hageanlegg