• haat·cam·pag·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord haatcampagne haatcampagnes
verkleinwoord

de haatcampagnev / m

  1. propaganda die erop gericht is dat mensen een grote hekel gaan krijgen aan bepaalde andere mensen
     De haatcampagne die losbarstte was ongekend: Pasternak werd uitgemaakt voor een kwaadaardige bourgeois, een rancuneuze literaire snob, een varken dat zijn eigen voedertrog besmeurde.[1]
     De Duits-Zwitserse Albert Einstein was in Amerika toen de nazi's in 1933 aan de macht kwamen. Hij was toen al jarenlang het doelwit van een haatcampagne en die verhevigde nadat Hitler het voor het zeggen had gekregen. Einstein besloot daarop niet meer naar zijn geboorteland terug te keren.[2]


  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron “Meer dan honderd 'nieuwe' stukken van Einstein openbaar gemaakt” (06-03-2019), NOS