håndballturnering

  • hånd·ball·tur·ne·ring
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   håndballturnering     m: håndballturneringen
v: håndballturneringa  
  håndballturneringer     håndballturneringene  
genitief   håndballturnerings     m: håndballturneringens
v: håndballturneringas  
  håndballturneringers     håndballturneringenes  

håndballturnering, m / v

  1. (sport) handbaltoernooi, handbaltornooi
    «Lørdag er det håndballturnering, mens søndagen er avsatt til mange andre aktiviteter i tillegg til håndball. [1]»
    Op zaterdag is er een handbaltoernooi en op zondag zijn er naast handbal nog tal van andere activiteiten.
  1. Sport: Tinfos-leker i helgen "Tinfos-spellen dit weekend"
    Uit de krant: "Telen", Årg. 55, Nr. 92, 13, mei 1982, pag. 3