gyroscoop
- gy·ro·scoop
- van Frans gyroscope, in 1852 door de uitvinder, de 19e-eeuwse Franse natuurkundige L. Foucault gevormd uit Oudgrieks γῦρος (gúros) "ring" en σκοπός (skopós) "kijker"; in de betekenis van ‘stabilisator’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gyroscoop | gyroscopen |
verkleinwoord | gyroscoopje | gyroscoopjes |
de gyroscoop m
- (natuurkunde) voorwerp dat snel om zijn as tolt, waardoor de draaias de neiging heeft zijn stand te behouden
- Een gyroscoop wordt vaak gebruikt om een instrument te vrijwaren voor schokken en schommelingen (te stabiliseren).
- Het woord gyroscoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gyroscoop" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gyroscoop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "gyroscoop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be